Arbeid en Gereedschappen

Boerengemeenschap in Westerwolde

Westerwolde bestond uit vijf kerspelen: Vriescheloo, Wedde, Onstwedde, Vlagtwedde en Sellingen met elk weer een aantal marken.

Buurgericht/boermarke, buurrichter, boerhoorn

De gemeenschap van eigenerfde boeren vormden gezamenlijk de zogenaamde marke (grens). Deze marke kreeg steeds meer de betekenis van omgrensd gebied en was waarschijnlijk hetzelfde als een boerschap. De boerschap wat een afgeleide is van buurschap (Latijn: villa of burscapium) vormde in de middeleeuwen een rechtsgebied. De naam is afgeleid van het Oudnederduitse woord bur dat boer, buur en bewoner betekende. Dit boerschap kreeg het oppergezag en vormde het rechtscollege van de gemeenschap, het buurgericht. Dit buurgericht bestond uit vertegenwoordigers van volle hoeves, het zogenoemde Ding. Dat werd voorgezeten door de voor 1 jaar gekozen boerrichter. Omdat hij maar voor een jaar werd gekozen en daarna weer gewoon boer was, leidde dit tot een zeer zorgvuldige en afgewogen rechtspraak. Vaak was de boerrichter de meier van een hofhorige boerderij. Een buurrichter of boerrichter is de oude term voor een vrederechter in een boerengemeenschap. Buurrichters kwamen voor in de oostelijke delen van Nederland en in delen van Duitsland. Het ding zorgde voor rechtspraak, wetgeving en bestuur op plaatselijk niveau. Zaken die over meerdere marken speelden werden behandeld in de Goding. De Goding bestond uit een gekozen richter en gezworenen (afgevaardigden van de verschillende Dingen)

De boerhoorn is een hoorn van een rund van 25 tot 45 centimeter lang, waarvan de punt is verwijderd, zodat hij kan worden gebruikt als muziekinstrument. Er zijn ook houten en koperen exemplaren. De boerhoorn is vergelijkbaar met een midwinterhoorn. Als de koehoorn korter is dan 25 centimeter, spreekt men meestal van rouphoorn.

De boerhoorn heeft haar oorsprong in de ‘runderhoorn’, een koehoorn die door prehistorische volkeren werd gebruikt om het geluid van een koe na te bootsen om zo wilde exemplaren te lokken, waarop werd gejaagd.

De boerhoorn werd in Drentse, veenkoloniale en Westerwoldse boerengemeenschappen en boermarken gebruikt als signaalinstrument. Dit werd bijvoorbeeld gedaan als de boerenleider – in veel gevallen de rijkste boer de gemeenschap bijeen wilde roepen om iets te bespreken of voor het uitvoeren van ‘boerwerken’ zoals de aanleg van zandwegen (het mennen van paarden om zandsleuven te trekken), het ruimen van sneeuw, het bestrijden van branden of het verdelen van de taken van een boer over de overige boeren wanneer deze ziek was (naoberschap). Het bekendst werd het gebruik van de boerhoorn door het startsein voor de oogst: vóór dit startsignaal was oogsten verboden op straffe van een boete of erger. Op deze wijze kon het binnenhalen van de hele oogst beter worden gecoördineerd. Het vormde daarmee een symbool van de gemeenschapszin in de boermarken.

Wonen, werken en eten

De leefomstandigheden van de boeren waren niet goed. De huizen van de boeren waren veelal van hout gemaakt. De meeste mensen sliepen op een bed gemaakt van stro. De boerenwoningen waren over het algemeen erg klein en binnen was het een grote chaos, er was maar één ruimte en dus werd alles daar gedaan. Je kookte, je at en je sliep allemaal in dezelfde ruimte, dag in, dag uit. Daarom was het voor de meeste mensen buiten aantrekkelijker, ’s avonds trof men elkaar in de kroeg of op het kerkhof, daar werd dan rondgehangen en gedanst.

De boeren hadden 80 vrije dagen aangewezen door de kerk. 230 dagen per jaar waren de boeren bezig voor hun eigen onderhoud en inkomen. In de meeste boerengezinnen werkte de man en de vrouw, ze konden meestal alleen het hoofd boven water houden als ze beiden werkten. De boerengezinnen waren over het algemeen erg klein. De meeste arme boeren konden zich geen kinderen veroorloven, want de monden van deze kinderen moesten natuurlijk ook gevoed worden.

Het voedsel dat de boeren aten was veelal eenzijdig: graan en peulvruchten, samen met melk en eieren. Naast het werken op de akkers en het weiden van vee werd er vis gevangen, gejaagd zelfs met honden en valken. Dat was mogelijk aangezien het gebied niet tot een leenheer behoorde. Ook in de slachtmaand werd vlees gegeten, in die maand werden een aantal dieren van de boer geslacht en opgegeten. Daarna werd het vlees (en ook de vis) gepekeld. Het pekelen zorgde ervoor dat er een aparte smaak aan het vlees of de vis werd gegeven en natuurlijk om het langer te bewaren.

Daarnaast was het houden van bijen een belangrijke bezigheid. Bijen leveren honing als zoetstof, bijenwas voor kaarsen en de uitgeperste raten werden gekookt en van de vloeistof werd via een gistingsproces mei gemaakt (een zwak alcoholische drank).

Wereldlijke, kerkelijke en adellijke macht

De wereldlijke macht lag bij de bisschop van Munster terwijl de geestelijke macht bij de bisschop van Osnabruck lag. De wereldlijke macht was niet erg groot want de bewoners van Westerwolde zeer waarschijnlijk al na korte tijd zelf de wereldlijke macht weer in handen genomen.

Na verloop van tijd hebben ze toch weer contact gezocht met de bisschop van Munster mogelijk door het opdringen van bevolking uit de kleigebieden. Hieronder bevonden zich ook de Reiderlandse hoofdelingen (jonkers). Zij probeerden hun macht over te hevelen naar Westerwolde. De Westerwolders zochten bescherming bij de bisschop van Munster. Op Sint Michielsdag (29 september) moest uit ieder huis waar rook uit kwam, één hoen aan de bisschop of zijn opvolgers worden aangeboden. Er mocht geen burcht of andere sterkte worden opgericht zonder toestemming van de bisschop. De gezegelde overeenkomst 1316 werd gesloten door de Drost van de bisschop en de richter Siegfried van Sleghe van Westerwolde. Ondanks de overeenkomst grepen de Addinga’s (vetkopers) toch de macht. In 1391 kwam er een overeenkomst tussen de Addinga’s en de ingezetenen van Westerwolde tot stand waarmee de Addinga’s zich verplichten het land met lijf en goed te ondersteunen. De Westerwolders zullen dan steeds Houw en getrouw zijn naar de Addinga’s. In 1427 noemt Haje Addinga de Westerwolders zijne onderzaten. Addinga heeft ook het gerecht naar zijn burcht toe gehaald

1475 Egge wordt vermoord na de kerkdienst op goede vrijdag. Twee mogelijke daders werden aan het kruis gespijkerd op de Gieselbarg. Haje werd over zijn handelen toegesproken door de pastoor. Deze pastoor werd mishandeld, achter een paard aangesleept en uiteindelijk uit elkaar getrokken. De bevolking wilde een afgezant naar de paus sturen. Haje kreeg hier lucht van en greep ook deze priester, mishandelde hem verschrikkelijk waarna hij werd verdronken in de Mussel Aa (Hilligenbruggetje). Na het verdrag 1 april 1482 tussen stad en bisschop van Munster mag de stad de richter (drost) aanstellen.

Boerhoorn

Boerengereedschap

Eergetouw (keerploeg) om de grond om te zetten

Eg (frame met uitstekende pinnen) voor het maken van voren voor het zaaigoed

Harken

Vorken

Spades (soms met ijzeren punt) en sikkels voor het afsnijden van de aren

Dorsvlegel om het graan uit de korenaren te slaan

Bijlen

Smid

Sinds de IJzertijd zijn onze voorouders in de weer geweest met het produceren van ijzer uit ijzeroer waarna dit weerbarstige ijzer moest worden gesmeed. Eeuwenlang waren andere ambachtslieden en boeren voor hun gereedschappen aangewezen op de smid en kon de strijd alleen gewonnen worden als de smid goede zwaarden, bijlen en speren kon smeden. In het huishouden werden ijzeren ketels en ander kookgerei veelvuldig gebruikt en ook sieraden werden van ijzer gemaakt. De smid stond in hoog aanzien binnen een gemeenschap. Hij is meester van de vier elementen; vuur om het ijzer te verhitten, aarde in de vorm van kolen voor brandstof, lucht om de kolen te laten gloeien en water om juist deze hitte weer te temperen en het ijzer te koelen. Na eeuwen is dit ambachtelijke smeden verfijnd tot een ambacht dat velen aanspreekt, al is het alleen maar vanwege het fascinerende en vurige schouwspel dat het smeden van het gloeiende ijzer laat zien.

Smidsgereedschap

Hamer

Tangen

Aambeeld

Blaasbalgen

Smidsvuur met houtskool

Houtbewerker

De houtbewerker zorgde voor de constructies van bouwwerken maar ook voor gereedschappen en gebruiksvoorwerpen. IJzer en aardewerk waren erg duur vandaar dat veel gebruik van hout werd gemaakt.

Houtbewerkersgereedschap

Een slangeboor (ook avegaar genoemd, in het Engels auger) werd door middel van zwaartekracht en draaisnelheid in het hout gedraaid.

Bijlen en dussels

Beitels en gutsen

Zaag

Spinnen en Vilten

Vissen

Bijen

Jacht